Rien spaart ‘’de hele wereld’’.
WAT VERZAMEL JIJ?
Verzamelaars in Museum Oostwijk, Vlaardingen
Teksten door Peter de Lange
Gefascineerd door gesteenten
Fred Slegtenhorst (79) verzamelt en bewerkt halfedelstenen. Het werd zijn hobby na zijn
pensionering als scheepsbouwer bij HVO. Tijdens een bezoek aan Australië trof hij een kennis met een indrukwekkende collectie stenen. ,,Topgeslepen, allemaal pronkstukken.’’
Hij raakte zo gefascineerd door de schoonheid van die wilde stukken natuur, dat hij contact zocht met de Nederlandse Lapidaristen Club in Den Haag. Sindsdien slaat hij geen reis naar een buitenlandse groeve over. Met de club zoekt hij naar stenen in Tsjechië, Engeland, Noorwegen en Duitsland.
Twee komkommerdozen vol. Meer mogen ze per reis niet mee naar huis nemen. Zijn vondsten, opengezaagd om de fantastische kleurpatronen bloot te leggen, liggen te pronken in de vensterbank, op het dressoir en in vitrinekasten in de keuken en de woonkamer. Er zit amethist bij, barnsteen, bergkristal, aquamarijn, lapuis lazuli.
Sommige heeft hij tot capuchons geslepen: gladde ovaaltjes, half zo groot als een kippenei. Geen duur spul. Wel erg mooi. ,,In wezen is het drie keer niks. Pas als je gaat slijpen zie je hoe geinig het is. Over de ouderdom ervan denk ik maar niet na. Honderd miljoen jaar is niks voor een steen. Niet te bevatten.’’
Zijn topstukken liggen te schitteren onder een halogeenlampje. Omdat alleen kijken op den duur gaat vervelen, volgde hij een cursus zilversmeden aan de Vrije Academie. Nu kan hij de stenen verwerken in broches, armbanden en hangers. Een secuur werkje, waar hij maar geen genoeg van krijgt. ,,Als je eenmaal gepakt bent door dat spul, blijf je voor altijd hangen.’’
Een kamer vol striphelden
Iedere avond speurt Louis van der Lee het internet af. Onvermoeibaar zoekt hij naar aanvullingen op zijn Astérix en Suske & Wiske-collecties. Poppen, ansichten, kaartspellen, badmatjes, koekblikken: ieder voorwerp komt in aanmerking zolang het maar de afbeelding van zijn favoriete striphelden draagt.
Thuis heeft de 58-jarige beveiligingsbeambte een compleet vertrek aan zijn dubbelverzameling gewijd. Een helft is voor de attributen die verwijzen naar het Gallische dorpje dat wij zo goed kennen, met als jongste aanwinst een Astérix en Cleopatra-gokautomaat. ,,Op de kop getikt in Maastricht en een dag vrij genomen om hem op te halen.’’ De andere helft is voor Lambik en zijn makkers, uitgevoerd in pluche, steen, plastic, karton, katoen en papier. Kwetsbare artikelen of items die hij bij gebrek aan ruimte niet kan uitstallen, liggen in een ladenkast. Postzegels. Kauwgumverpakkingen. Krantenknipsels. Puzzels.
Het is de neerslag van 40 jaar verzamelen. ,,Ik begon op mijn zeventiende met plastic Suske en Wiske-figuurtjes die je bij de kauwgum cadeau kreeg. Mijn vrouw bracht haar passie voor Astérix mee. Zo werd het een hype.’’
Zijn vrouw verzamelt niet meer mee, maar Louis kan er letterlijk geen genoeg van krijgen. ,,Ik heb nu een kamer vol, maar dat is nog niet de helft van wat er bestaat. Je bent nooit compleet.’’ Er gaat veel tijd, maar ook veel geld in zitten. ,,Zo’n tinnen Astérix en Obélix-schaakspel is niet goedkoop.’’ Maar welke hobby kost nou geen geld? En de kleinkinderen vinden het ook leuk, al mogen ze niets aanraken. Ze mogen alleen kijken. Later is alles voor hun. ,,Willen ze er niets mee, dan kunnen ze het altijd nog verkopen. Wie weet, wat een gek er voor geeft.’’
Kerstdorp zonder BMW’s
Ria Bergman (63) gaat voor kersthuisjes, maar alleen als ze zijn afgeprijsd. Ieder jaar koopt ze er één of twee bij in het tuincentrum. Zo bouwt ze gestaag verder aan het dorp Dickensville. Als Kerstmis nadert, construeert ze van planken, tafels en videodozen een stellage. Daar gaat een wit laken overheen. De bakkerij, de kerk, het station, de snoepwinkel en alle andere huisjes worden uit hun dozen gehaald en op het lichtnet aangesloten. Daarna kan het genieten beginnen. ,,Hele avonden kan ik er naar kijken, zo mooi vind ik dat. Dit jaar had ik graag het ijsbaantje erbij gehad. Maar dat is te duur.’’
Met Kerst denkt ze altijd terug aan haar jeugd. Hoe gezellig het was met vader en moeder bij de boom. ,,Dat knusse hebben die mini-huisjes ook. Sommige hebben echte huiskamertjes.’’ Op de poppetjes die het dorp bevolken is ze erg kritisch. Die moeten authentiek gekleed zijn. ,,Niet in een legging of zoiets.’’ Alle moderniteiten worden geweerd. ,,Ik ga er natuurlijk geen BMW tussengooien.’’
Elk jaar staan er nieuwe huisjes in de winkel. Het dorp komt dus nooit af. Ook na tien jaar verzamelen heeft ze nog wensen genoeg. Ze slaat haar slag in de uitverkoop na de Kerst. Pas in het volgende jaar worden de nieuwe modellen uitgepakt. Dan is zij als een kind zo blij. ,,Ik breek het dorp ook niet meteen in januari af. Ik laat het tot in februari of maart staan. Ik vind het altijd jammer als Kerst voorbij is.’’
De hele wereld drinkt bier
In zwarte kantoorordners bewaart Rien Putten (60, uitvoerder in de bouw) zijn verzameling bieretiketten. De oogst van twintig jaar bedraagt vijftienduizend stuks, uit meer dan 80 landen. ,,Ik ben maar een kleine jongen,’’ zegt hij bescheiden. Andere leden van de verzamelaarsvereniging BAV hebben er 100.000 of meer, want bier drinken ze over de hele wereld, tot in Nieuw-Guinea toe.
Eigenlijk zou Rien flesjes bier gaan verzamelen. Maar de eerste sprongen al na een paar maanden open. ,,Toen ben ik maar overgestapt op etiketten.’’ Het lijkt een beetje op postzegels sparen. Je kunt landen sparen, brouwerijen, etikketten van bepaalde soorten bier. En oude etiketten zijn duurder dan nieuwe. ,,Voor een zeldzaam exemplaar tel je gauw 150 euro neer.’’ Rien spaart ‘’de hele wereld’’. Hij koopt zelden iets. Hij ruilt liever. Of hij loopt beurzen af, vraagt vakantiegangers etiketten voor hem mee te nemen, schrijft brouwerijen aan, trekt er zelf op uit. Dat zijn soms interessante excursies. ,,Bij Warstein rij je met een treintje door de brouwerij.’’
Om het bier is het hem niet te doen. Hij mag niet drinken van de dokter. Het drukwerk doet hem ook weinig, al heb je leuke krasetiketten met blote meiden eronder. Het is eerder het kinderlijke plezier om iets compleet te willen hebben. Verzamelen schept orde. De dikste map is die met de administratie van zijn hobby. Een soort boekhouding, waarin alle etiketten zijn genummerd en nauwkeurig beschreven.
Jongensdromen
Pelle van der Wal (12) wilde eerst archeoloog worden, nu paleontoloog. Een T-rex tand zou zijn verzameling fossielen (versteende sponzen, een mammoetwervel, haaientanden, een vlo in gestolde hars) compleet maken. Zo’n dinotand kost 600 dollar. ,,Da’s een beetje te wild,’’ vindt vader Ronald. Maar hij herkent de passie. Als jongen groef hij ook stenen en fossielen en potscherven op. Alleen had hij geen metaaldetector, zoals Pelle.
Pelle is blij met alles zolang het maar oud is en uit de grond komt. Over de schedels van zijn overleden huisdieren die hij in een vitrine bewaart spreekt hij met groot ontzag. Net als over een hoopje vulkanisch zand. Dat is voor hem even waardevol als een klompje goud. Hoe exotischer, hoe spannender. ,,Kijk,’’ zegt hij gemaakt achteloos. ,,en dat daar is een struisvogelei.’’
Ook Bob Hunter (9) heeft een stenen- en fossielenmuseum. De vitrine hangt boven zijn ridderfort. Zijn collectie komt uit Franse groeven en van beurzen. Topstuk: een gitzwarte megalodontand. ,,Dat was een oerhaai van 28 meter lang.’’ Heeft vader Ernest, die vroeger ook stenen spaarde, voor een prikkie gekocht van een verzamelaar. Ernest komt uit Limburg. Daar struikel je over de fossielen.
Bobs jongere broertje Lucas verzamelt ook. Bij zijn stenen liggen handgeschreven briefjes. Glittersteen. Steen met iets erin. ,,Het zit in de familie,’’ zegt Ernest. ,,Opa deed dit ook al.’’ En de zus van moeder Silvia is lid van Geode, een club fossielen- en mineralenverzamelaars.
Bobs toekomstplannen? ,,Ik word later stenenmuseumman.’’
Eén witte brandweerauto
Koos Timmers (59), speelde als kind zelden met brandweerauto’s. Hij wilde politieagent worden. Maar hij werd brandweerman en spaart nu brandweerauto’s. Zo’n 130 heeft hij er in de kast staan, Japanse, Duitse, Hollandse, Engelse, allemaal vuurrood, op één Amerikaanse na, die wit is. Samen brengen ze de geschiedenis van de georganiseerde brandweer in beeld, van de handkar met stoompomp tot de eigentijdse hoogwerker.
Er zitten bijzondere exemplaren bij, zoals een Zwitsers model met zowel voor als achter een cabine. ,,Om in tunnels te kunnen opereren,’’ verklaart Koos. Er is ook een Japans model dat de functies van brandweerauto en ambulance combineert. En een Magirus met ladder waarop hij zelf ooit dienst deed. Van alle wagens kent hij de bluscapaciteit uit zijn hoofd.
Koos begon pas te verzamelen toen de kinderen de deur uit waren. ,,Toen had ik wat meer geld tot m’n beschikking.’’ Hij kocht ook af en toe een Ferrari. Zelfs in mini-uitvoering vindt hij het een droomauto. ,,Als jochie moest je daar bij de Blue Band heel veel zegeltjes voor sparen,’’ herinnert hij zich.
Zijn collectie voertuigen behandelt hij met de grootste behoedzaamheid. De kleinkinderen mogen alleen met de wat grover uitgevoerde exemplaren spelen. De dure, kwetsbare stukken met uitschuifbare ladders en uitrolbare slangen stoft hij liefdevol af met een speciaal kwastje. Daar is hij uren zoet mee. ,,Die brandweerautootjes zijn mijn mooiste hobby,’’ zegt hij. ,,En dat blijven ze voor de rest van mijn leven.’’
Een kookboek voor in bed
In de oorlog had ze weinig anders te doen dan lezen. Zo raakte Truus Verschoor (70 inmiddels) aan boeken verslingerd. Kookboeken ging ze verzamelen toen ze voorzitter was van een wijkvereniging en de leden ’s avonds om een maaltijd vroegen. ,,Ik had nooit gekookt, dus ik had er boeken bij nodig.’’
Koken werd een hobby en tenslotte een broodwinning toen ze in de Eendrachtstraat eetcafé De Heksenpot begon. ,,Ik had een vaste groep van veertien eters. Die wilde ik niet telkens hetzelfde gerecht voorzetten.’’ Dus werden er kookboeken met nieuwe recepten aangeschaft. Ze werd lid van een boekenclub en nam bij de boekhandel een optie op ieder nieuw verschenen kookboek. Rommelmarkten bleken ook een goede bron voor boeken met recepten.
Ze heeft er nu 1100, negen kasten vol. Allemaal Nederlandstalig, maar met gerechten uit de hele wereld. Soepen staan bij soepen, desserts bij desserts. Geen gerecht of ze heeft het wel eens klaargemaakt. Haar favorieten zijn hartige taarten en salades. Smakelijk en snel. Maar ze heeft geen voorkeur voor een chef, de keuken van een land of voor een bepaald boek.
Alles in de kast heeft ze intensief gebruikt. Haar oudste boek is ‘’De Haagse Huishoudschool’’, uit 1894. Haar laatste aanwinst? Weet ze niet. Iets van Jamie Oliver soms? Het is niet meer van groot belang. Sinds ze De Heksenpot heeft verkocht, kookt ze alleen nog voor zichzelf. In bed verlekkerd in een kookboek bladeren is er niet meer bij. ,,Het is nou echt een verzameling.’’
Zonnige spookbeelden
De verzameling van Jan van der Kooij (72) werd niet doelbewust aangelegd maar kwam bij toeval tot stand. Het is een erfenis uit de tijd dat hij voor de firma Kopa winkeliers bezocht en papierwaren verkocht, waaronder ansichten van stads- en dorpsgezichten. Die waren tot in de jaren zeventig erg populair. Ze werden gebruikt als briefkaart.
De laatste restanten van de honderdduizenden Kopa-kaarten met afbeeldingen van Vlaardingen en omliggende steden en dorpen als Dirksland en Schipluidenuit bewaart hij in grauwe enveloppen. Het is een kleine, slorig verpakte schat die het optimisme van de Wederopbouw in herinnering roept. De gekartelde kaarten, allemaal zwart-wit, tonen zonovergoten straten en gebouwen waar de tijd inmiddels spookbeelden van heeft gemaakt. ,,Soms stap ik in de auto om die oude adressen nog eens op te zoeken, maar de meeste zijn niet meer terug te vinden. Veel is alweer afgebroken.’’
Voor sommige kaarten heeft hij zelf de opnamen gemaakt. Indertijd was het leuke handel, zegt hij. Aan die laatste kaarten zou hij nu ook goed kunnen verdienen. Verzamelaars zijn er wild op. Maar hij doet ze niet weg. Ze zijn hem te dierbaar. Wie de foto’s wil bekijken, moet het boek ’t Gebeurt in Vlaardingen van Jan Anderson en Hjalmar Teunissen maar kopen. Daar staan er een heleboel in. De orginelen schenkt hij later misschien aan het Vlaardings Museum. ,,Ik zou het wel leuk vinden als de verzameling daar terecht komt.’’
De meeste stropdassen zijn blauw
Het verzamelvirus kreeg Kors Voorbach (67) te pakken op een verjaardag. Kors droeg een reclamedas van Opel. ,,Mag ik die hebben?’’ vroeg de jarige. ,,Ik spaar stropdassen.’’ In twee weken tijd wist Kors nog eens 50 dassen voor zijn vriend bijeen te praten. ,,Toen dacht ik: dat gaat vlot, ik kan zelf ook wel gaan verzamelen.’’
Kors, voormalig graveur, legt zich toe op bedrijfsdassen. Hij heeft er inmiddels 3400. Ze hangen keurig gealfabetiseerd en genummerd op rekken in speciaal vervaardigde kasten. De meeste zijn van Nederlandse bedrijven, maar er zitten er ook bij uit verre windstreken. Op vakantie in Canada aarzelt hij niet de douanebeambte om zijn das te vragen. Of hij praat even met de touringcarchauffeur als die een begrenswaardig exemplaar draagt. Ziet Kors op tv een zakenman met een onbekende das, dan slaat hij onmiddellijk aan het mailen.
Voor een rode Sowjetdas met hamer en sikkel moest hij veel moeite doen. En de das van de Mediamarkt kreeg hij pas los na ondertekening van een verklaring dat hij er niet de beveiliging mee zou misleiden. Wat is zijn geheim? ,,Net niet brutaal zijn. Gewoon vriendelijk vragen.’’
Heel af en toe doet hij er één om. De meeste zien er saai uit, zegt hij. Negentig procent is blauw en gestreept. Andere zijn zo wild rood met wit gestipt dat hij ze voor geen goud zou dragen. ,,Ik doe het voor de sport,’’ zegt Kors. ,,Niet omdat ze zo mooi zijn.’’
Kantoormuseum aan huis
De huiskamer van Piet Bongers (67) lijkt op een ouderwets kantoor met een massief eikenhouten bureau als middelpunt. Telefoons, reken- en telmachines staan her en der op planken en overal duiken inktpotten op, ganzenveren, puntenslijpers. Kasboeken liggen op een lessenaar. De kasten zijn schatkamers vol kroontjespennen, perforators, anilinepotloden en uitklapbare schrijftafeltjes die eruit zien als naaidozen.
,,In ieder laadje zit wel iets,’’ zegt de gewezen belastingambtenaar trots. Hij begon als hulpschrijver met dwangbevelen en aanmaningen. Zijn verzameling is een eerbetoon aan het verleden. ,,Ik probeer te voorkomen dat de voorwerpen waarmee hele generaties hebben gewerkt, zomaar in het niets verdwijnen.’’ Het idee ontstond toen de eerste computers op de zaak verschenen. Pen en inkt gingen op de terugtocht, overbodig waren opeens ook de stufjes en de schrijfmachines. Geen klerk hoefde nog naar de chef om een nieuw potlood. ,,Mijn vader, die ook bij de fiscus werkte, zou er niets van hebben begrepen.’’
Deel twee van de verzameling bewaart hij in de zijkamer. Inktflessen, stencilapparaten, vloeibladen en postzegelsponsjes, maar ook een kostbare dictafoon van haringreder Kwakkelstein liggen er te verstoffen. ,,Vroeger,’’ zegt Bongers, ,,onderhield ik alles zorgvuldig en kocht ik regelmatig nieuwe attributen. Ik wilde een museumpje beginnen op de Hoogstraat.’’ Door omstandigheden ging dat plan niet door. Nu weet hij niet zo goed wat hij met zijn verzameling aan moet. De kinderen hebben geen belangstelling. Misschien wil communicatiemuseum Scryption in Tilburg er later delen van overnemen?